Op zoek naar identiteit
17 juli 2014
Op 20, 21 en 22 mei werd de vakbeurs Design District in de monumentale gebouwen van de voormalige munitiefabriek Taets in Zaanstad gehouden. De beursdagen werden verrijkt met een inhoudelijk dagprogramma van de beroepsvereniging Facility Management Nederland (FMN). Vanuit het thema design wilde FMN de leegstand van kantoren en in het bijzonder de revitalisering daarvan, met een belangrijke rol voor de interieurarchitecten daarbij, nader beschouwen. Wat dat betreft was de locatie in de gerenoveerde Hembrug gebouwen, die uit 1920-1930 dateren, wel treffend gekozen.
Kantorenleegstand
Hans Topee was namens FMN gastheer bij Taets en gaf een inleiding over de kantoorleegstand in Nederland. Nog dit jaar wordt 10 miljoen vierkante meter aan kantoorleegstand genoteerd. Dat is 20 procent van de totale kantoorvoorraad. Het is natuurlijk ondenkbaar dat al deze vierkante meters niet meer kunnen voldoen of te oud zijn. Van belang is nu dat deze vierkante meters een nieuwe functie krijgen en daarbij opnieuw worden ingericht. Kortom, zo stelde Topee, er moet een oplossing op maat en naar smaak worden gemaakt.
Werkplek van de toekomst
MN meent dat facility managers de wereld van design beter moeten verkennen en omarmen om zo nog adequater bij te kunnen dragen aan haar ondernemingsdoelstellingen. Maar ook voor toeleveranciers, dienstenaanbieders en adviseurs was er volop reden om zich in de kansen van de designwereld te verdiepen! En dat bleek een goed gekozen thema. Marieke Klompenhouwer was een van de eerste sprekers en met haar presentatie ‘De waarde van NIET design’ prikkelde zij de gedachten van de aanwezigen. Colin Cleeren vertelde over ‘The Big Belief’ bij Achmea en de eigen verantwoordelijkheid van mensen en het effect daarvan op de organisatie. In relatie tot duurzaamheid sprak Erick Wuestman over de noodzaak van het hergebruik van materialen en de vele kansen die daartoe zijn, terwijl Anneke Mezger (RoyalhaskoningDHV) een schets gaf van de ontwikkeling van huisvesting van mensen in relatie tot vastgoed.
Wim Pullen (Center for People and Buildings) keek als een van de laatste sprekers kort terug op de voorbije decennia waarin diverse stijlen van huisvesting door opeenvolgende generaties werden vormgegeven, maar evenzeer richtte hij het vizier naar de toekomst. En daarbij stelde Pullen zich de nodige vragen. Want hoe gaat de toekomstige werkplek eruit zien? Wie gaat die werkplek gebruiken? Uit onderzoek blijkt onder andere dat er mixed feelings zijn over de huidige oplossingen om tot kwalitatief optimaal werk te komen. Ook lijkt de productiviteitsvraag te knellen. En tevens geven onderzoeksresultaten aan dat oudere werknemers duidelijk minder behoefte aan openheid en transparantie hebben.
‘Structure of the ordinary’
Na de individuele presentaties ontspon zich aan het eind van de middag een discussie over de toekomst van organisaties en de identiteit die bepalend is voor de inrichting van de werkplek en het uiteindelijke werkproces. Wim Pullen nam de discussie op sleeptouw en introduceerde eerst enkele definities om de vraagstelling helder te krijgen. Zo bijvoorbeeld de definitie voor het begrip identiteit dat normatief (vragenderwijs) of normerend (het is zo) kan worden gebruikt. Voor organisaties is relevant te bepalen wat de eigen identiteit is. Dan ook kunnen constante waarden worden benoemd bij alle veranderingen. Voordat het zover is dienen organisaties eerst hun identiteit te bepalen. Hoe doen ze dat? Maar bovenal komt dan eerst de vraag: Wat is identiteit? Er werd een parallel gemaakt met een verhaal uit de Griekse mythologie. Het schip van Theseus kende tijdens haar vele reizen de nodige reparaties en verbouwingen. Toen het sterk verbouwde schip na jaren weer de thuishaven in voer werd het door de bewoners welkom geheten: ‘Ha, daar heb je Theseus weer.’ Kennelijk bleek de vorm en de uitstraling van het schip zo kenmerkend te zijn dat ook vele jaren en vele verbouwingen later de identiteit herkenbaar was.
Gebouw + interactie maakt sfeer
Dit voorbeeld vormde het bruggetje naar de samenhang tussen de constructie van een gebouw en de onderlinge interactie van de gebruikers van het gebouw die de uiteindelijke sfeer in de organisatie bepalen. Maar wie bepaalt dan de identiteit? Is dat de architect van het gebouw of zijn het de gebruikers? Of allebei? In de discussie werd verwezen naar het boek ‘Structure of the ordinary’ van John Habraken – een boek dat de nodige opzien baarde onder architecten en gebruikers van gebouwen. Habraken stelt in feite inspraak en keuzevrijheid van de gebruiker centraal; uiteindelijk dienen architect en de gebruiker een gezamenlijke werk- en leefomgeving te ontwikkelen. Deze baanbrekende visie ontwikkelde Habraken al in de jaren zestig, maar kreeg een vervolg in zijn boek ‘Structure of the ordinary’ dat in 1998 verscheen. De visie van Habraken staat ook bekend als Open Bouwen en mag zich weer in behoorlijke belangstelling verheugen.
Waardevolle rol van de eindgebruiker
Dat bracht de discussie op het punt dat de eindgebruiker een waardevolle rol heeft bij het bepalen van de identiteit. Gebruikers werken niet alleen in een gebouw, ze leven er ook. En misschien mag ook wel gezegd worden dat ze er wonen. Zozeer is een gebouw van hun. En daarmee wordt het belang van de gebruikers van een gebouw onderstreept. Dat eindgebruikers over een ontwerp van een gebouw – zowel nieuwbouw als bij herinrichting – in gesprek zijn met vormgevers, of in dit geval beter gezegd met interieurarchitecten, is een vanzelfsprekende gevolgtrekking. In dit proces vloeien organisatie, identiteit en gebruikers als het ware ineen, terwijl ze ‘gewoon’ hun werk doen. In een variant op de titel van het boek van Habraken kan dan ook gesproken worden over ‘Dignity of the ordinary’. Het gaat niet alleen om een structureel proces, maar juist ook om een harmonieus samenspel waar de identiteiten van de organisatie en van de gebruikers/medewerkers uit de organisatie elkaar vinden.
In de discussie werd geconstateerd dat de huidige vraagstukken een nieuwe vraagstelling nodig hebben. Waar gaan organisaties naar toe? Hoe krijgen ze vorm? En hoe worden ze uiteindelijk ingericht? Filosoferen over nieuwe vraagstellingen is onder Facility Managers niet gebruikelijk. De samenspraak met ontwerpers kan hiervoor een inspiratie bieden. En een keer geen oplossingen of antwoorden bedenken, maar betere vragen formuleren moet toch een verademing zijn. Uitdagend werd gezegd dat iedere organisatie de mensen krijgt die het verdient, maar dat was wel een zeer eenzijdige benadering. Uiteindelijk ligt er bij de gebruikers van het gebouw ook de verantwoordelijkheid om identiteit niet alleen te vormen maar ook te bewaken.
Terug naar Design District. De discussie bracht de aanwezigen bij een thema voor de toekomst: ‘Hoe komen de identiteit van de organisatie en design bij elkaar?’ In de wetenschap dat een nieuwe generatie kantoorgebruikers op komst is, en van onderuit de organisatie haar invloed zal laten gelden, heeft het vakgebied facility management met aanpalende disciplines als human resource management, ict en interieurarchitectuur een stevige uitdaging te pakken.