Center for People and Buildings

U bent hier: >>>Flexibel huisvesten en kostenempirie - casus Ri...

Flexibel huisvesten en kostenempirie - casus Rijkshuisvesting

Mei 2011 | Karel Dekker, Evi De Bruyne, Anca Gosselink, Wim Pullen, Pieter le Roux

In de nota Compacte Rijksdienst kondigt het Kabinet aan over te gaan tot een concentratie van kantorenlocaties. Deze maatregel past in een beleid voor een rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering. Uitgangspunt is de huisvestingsnorm voor de flexfactor (werkplek/fte) die op het niveau van gehele kantoorgebouwenvoorraad geldt: 0,9 werkplek/fte. Het streven is gericht op 0,7 werkplek per fte. De Rijksgebouwendienst verkent de haalbaarheid van de ambitie van de norm 0,7 werkplek per fte en legt de volgende onderzoeksvraag neer bij het CfPB:

Welke empirische en methodische inbreng over de kostenconsequenties van de invoering van een norm 0,7 werkplek per fte voor de voorraad rijkskantoren kan het CfPB vanuit zijn onderzoek en expertise leveren?

In het eerste deel van het onderzoek zijn de effecten bestudeerd van de verhoging van de ambitie (naar 0,7 werkplek per fte) op de samenstelling van de werkplekkenmix en de ondersteunende plekken. Dit is gedaan met behulp van het
reken‐ en redeneermodel PACT, toegepast op een tweetal cases van rijksgebouwen in Den Haag, te weten het gebouw Rijnstraat 8 en het gebouw de Resident (Castalia).

Het tweede deel “Evaluatie van gebruik en beleving” behandelt de sociaalpsychologische en organisatorische effecten van de verhoging van de ambitie (naar 0,7 werkplek per fte) op basis van aanwezige kennis binnen het CfPB.

Het derde deel van het onderzoek gaat over de kwantificering van de economische effecten in theorie en bij een tweetal cases bij een verloop van de flexfactor van 1,1 naar 0,9 en verder naar 0,7. Dit is gedaan met behulp van het reken‐ en redeneermodel PARAP.

THEMA'S

Kosten en baten