De flexfactor opgeschoond
Februari 2005 | Theo van der Voordt
In traditionele kantooromgevingen met voor iedereen een eigen werkplek is ruimteplanning niet zo ingewikkeld. Het aantal werkplekken is globaal gelijk aan het aantal f.t.e., met een toeslag voor part time werk. Veel organisaties werken met standaarden voor het aantal vierkante meters per medewerker, netto en bruto. Minder gemakkelijk is het inschatten van groei of krimp en 'toekomstvast' bouwen. Met de komst van activiteitgerelateerde werkplekken is ruimteplanning nog lastiger geworden. In de praktijk zijn we zo’n twintig verschillende typen werkplekken tegen gekomen: open werkplekken en concentratieplekken, coupéwerkplekken, loungewerkplekken en aanlandwerkplekken voor 1 of meer personen, teamruimten, salons, vergaderruimten, koffiecorners, rookruimten, serviceruimten, telefoonplekken etc.
Werkplekplanning - waar ligt het optimum?
Een belangrijke vraag is nu, hoeveel werkplekken per type nodig zijn. Teveel plekken betekent onderbezetting en inefficiënt gebruik van schaarse middelen. Een tekort aan werkplekken leidt tot onvrede en kan ten koste gaan van welzijn en arbeidsproductiviteit. Waar ligt het optimum?
Dit artikel verscheen in CfPB-krant nummer 3 en diende als discussiestuk voor een werkconferentie van het CfPB.